Training in “de weg van het zwaard” kan in drie categorieën verdeeld worden:
- Kracht en snelheid
- Techniek
- En tenslotte oefening met het “echte” zwaard.
Het eerste, Kracht en Snelheid, vindt men terug in het moderne kendo, het Japanse schermen.
De kendoka dragen beschermende kledij (bogu) en vechten met lange bamboe oefenzwaarden (shinai).
Door kendo leert de zwaardvechter timing, afstand en andere factoren van het gevecht met een echte tegenstander. Kendo is misschien wel de enige krijgskunst waar in competitievorm echte technieken met volle kracht en snelheid kunnen uitgevoerd worden zonder gevaar voor verwondingen.
Een shinai 竹刀bestaat uit 4 bamboelatten (take) die bij elkaar gehouden worden in de top met een lederen beschermkap (saki-gawa) en een lederen handgreep (tsuka-gawa) aan het andere uiteinde. Deze 2 worden bij elkaar gehouden door middel van een nylon koord (tsuru). Deze wapens zijn ongeveer 1,20m lang
Het tweede onderdeel, Techniek, is het inoefenen van technieken met houten zwaarden (bokken木剣, bokuto木刀). De bokken lijkt meer op een echt zwaard dan de shinai, en laat toe de technieken in detail te bestuderen, maar is ook gevaarlijker. Daarom worden met de bokuto enkel afgesproken oefeningen (kata) met een partner uitgevoerd. Hierbij wordt geen bescherming gedragen. De snelheid en realiteitszin van de uitvoering zal afhangen van het niveau van de beoefenaars.
Het derde onderdeel, Oefening met het echte zwaard, maakt gebruik van een echt zwaard (iai-to居合刀 of shin-ken真剣 (1)). De beheersing van een echt zwaard kan men niet volledig leren met enkel een bokuto. Een belangrijk oefenpunt is dat de slag met het zwaard perfect volgens de hoek van de snede moet gebeuren (hasuji). Ook voor het omgaan met de schede (saya), het trekken en wegsteken van het zwaard, heeft men een echt zwaard nodig. Omwille van het gevaar voor beschadiging van de beoefenaars en van de kostbare zwaarden, worden (op enkele uitzonderingen na) alleen oefeningen uitgevoerd met een ingebeelde tegenstander.
Een aparte onderverdeling van iaido is iai giri, het oefenen van snijden met het zwaard. Hierbij worden als oefening bamboestokken, opgerolde rieten matten en dergelijke doelen in stukken gehakt. Dit soort training wordt vaak verkeerd tamashi giri(2) genoemd.
(1) Shinken 真剣shin真: truth; reality; just; exactly; pure; true; genuine (nl: een écht zwaard)
Shinto is helemaal anders geschreven神道: 神God; the Divinity; a deity; 道(to, zoals do) a way; a path.
(2) Tamashi giri is een officieel gebeuren waarin een bevoegde ambtenaar een zwaard aan bepaalde kwaliteitstesten onderwerpt, en daarvan een getuigschrift opstelt.
Iaido is de kunst van het trekken van het zwaard.
De meeste kata in iaido behandelen situaties waar plots het zwaard nodig is, zoals ter verdediging tegen een onverwachte aanval.
Verschillende technieken worden aangeleerd waarbij het zwaard getrokken wordt op zo een manier dat er direct mee geslagen of afgeweerd kan worden (nuki tsuke). Dit is een groot verschil met kendo, waar de tegenstanders met getrokken wapens tegenover elkaar gaan staan, alvorens een duel te beginnen.
Deze onderverdeling houdt ook verband met het onderscheid tussen een “tachi” en een “katana”.
Voor (en tijdens) de grote slag bij Sekigahara (1600) streden samurai met lansen en lange zwaarden die aan hun zijde bevestigd werden (snede naar beneden) omdat een aanval in oorlogssituaties meestal aangekondigd is.
Duels werden voorafgegaan door plechtige introducties, veelal zelfs in het bijzijn van officiële waarnemers.
Het snel trekken werd reeds bestudeerd maar slechts als onderdeel in een breed scala van wapens en wapentechnieken.
Na 1600 is het vechten in groots opgezette confrontaties overbodig en gaat de samurai-klasse zichzelf opnieuw uitvinden en dienstdoen als een politiemacht. De tijd tussen het trekken van het zwaard en het toeslaan wordt nu een veel kritischer element.
Zwaarden worden daarvoor korter gemaakt en “ondersteboven” in de gordel bevestigd om het toeslaan vanuit de schede mogelijk te maken.
Nadat de aanvallers uitgeschakeld zijn, wordt bloed van het zwaard geschud (chiburi), en het zwaard gaat terug in de schede (noto). Dit moet gebeuren zonder openingen voor een aanval te laten, en met de volle aandacht gericht op de gevallen tegenstanders (zanshin).